Een voorzetsel met 3 letters dat vaak wordt gebruikt om aan te geven dat iets of iemand in een bepaalde staat of situatie wordt gebracht, is:
Voorbeelden in zinnen:
- Hij zit in de auto.
- Ze is in de war.
- Het boek ligt in de kast.
Andere voorzetsels met 3 letters die mogelijk passen, afhankelijk van de context:
- OP (als iets op een oppervlak ligt of staat)
- NA (om een volgorde aan te geven)
- VAN (om een oorsprong of bezit aan te geven)
Wil je meer voorbeelden of heb je een specifieke context in gedachten?
Door meer informatie te geven, kan ik je beter helpen bij het vinden van het juiste voorzetsel.