De Amerikaanse verkiezingen zijn een complex proces dat om de vier jaar plaatsvindt en waarbij de president van de Verenigde Staten wordt gekozen. Het proces begint met de voorverkiezingen, waarbij de kandidaten van de twee grote partijen, de Democraten en de Republikeinen, worden gekozen.
Na de voorverkiezingen vinden de nationale conventies plaats, waar de partijen hun officiële kandidaat voor het presidentschap nomineren. Vervolgens begint de campagneperiode, waarin de kandidaten campagne voeren en proberen stemmen te winnen.
Op de dag van de verkiezingen, die altijd op de eerste dinsdag van november valt, gaan Amerikaanse burgers naar de stembus om hun stem uit te brengen. De kandidaat met de meeste stemmen in een staat wint alle kiesmannen van die staat, behalve in Maine en Nebraska waar een ander systeem geldt.
De kiesmannen komen vervolgens bijeen in het Electoral College om de president te kiezen. Een kandidaat heeft 270 van de 538 kiesmannen nodig om de verkiezingen te winnen. Als geen enkele kandidaat dit aantal behaalt, wordt de beslissing overgelaten aan het Huis van Afgevaardigden.
De Amerikaanse verkiezingen zijn dus een ingewikkeld proces dat draait om het winnen van kiesmannen in plaats van de populaire stem. Dit systeem heeft in het verleden tot controverses geleid, maar blijft tot op de dag van vandaag het systeem waarmee de president van de Verenigde Staten wordt gekozen.