De overgang naar de wintertijd is een jaarlijks terugkerend fenomeen waarbij de klok een uur wordt teruggezet. Dit gebeurt in de nacht van zaterdag op zondag, om precies 3 uur 's nachts. Op dat moment wordt de klok teruggezet naar 2 uur, waardoor we een uur extra kunnen slapen.
De wintertijd wordt ingevoerd om energie te besparen en het daglicht beter te benutten. Door de klok een uur terug te zetten, wordt het 's ochtends eerder licht en 's avonds eerder donker. Dit zorgt ervoor dat we minder energie verbruiken doordat we minder lang de verlichting aan hoeven te laten.
Hoewel de overgang naar de wintertijd voor veel mensen betekent dat ze een uurtje langer kunnen slapen, kan het ook zorgen voor verstoring van het bioritme. Sommige mensen hebben moeite om zich aan te passen aan de nieuwe tijd en kunnen last krijgen van slaapproblemen of vermoeidheid.
Desondanks is de wintertijd een vast onderdeel van onze kalender en zullen we elk jaar weer moeten wennen aan de verandering. Gelukkig duurt het niet lang voordat we gewend zijn aan de nieuwe tijd en kunnen we weer genieten van de gezellige wintermaanden.